Na de capitulatie van België op 28 mei 1940 werd de Belgische officier Jean-Baptiste Piron geïnterneerd, maar hij wist te ontsnappen en kwam in april 1941 in Engeland aan. Daar was hij in 1942 betrokken bij de oprichting van de eerste Belgische Infanteriebrigade. Een jaar later riep de Belgische premier in ballingschap Hubert Pierlot hem naar Londen en maakte hem deelgenoot van de plannen voor de reorganisatie van de Belgische landmacht. Piron werd eerst bevelhebber en al snel luitenant-kolonel van de 1e Infanteriebrigade, een nieuwe gevechtseenheid van 2.500 man die getraind zou worden in Wales. Deze eenheid, ook wel Brigade Piron genoemd, werd opgericht in januari 1943. In de lente van 1944 waren 2.200 manschappen klaar voor de strijd op het vasteland.
Op 7 augustus landde Brigade Piron met zijn mannen in Arromanches, aan de Normandische kust, waar ze actief betrokken waren bij de Slag om Normandië, bijvoorbeeld bij Operatie Paddle, bedoeld om de opmars van het Duitse leger naar de Seine tegen te houden. De Brigade rukte verder op naar het noorden en op 3 september 1944 staken Piron en zijn mannen de Frans-Belgische grens over. Een dag later bevrijdden ze Brussel. Daarna was de brigade betrokken bij de bevrijding van Nederland.
Na de oorlog was Piron bevelhebber van de Belgische bezettingstroepen in Duitsland. In 1947 werd hij gepromoveerd tot luitenant-generaal van het Belgische leger. Aan het eind van zijn carrière, van 1951-1957, was hij stafchef van het leger en vleugeladjudant van koning Boudewijn.