Franciszek Dabrowski werd geboren op 17 april 1904 in Boedapest, als zoon van een officier en een Hongaarse gravin. In december 1937 werd hij plaatsvervangend commandant van het Militair Transit Depot op Westerplatte. Toen op 1 september 1939 de Duitse aanval begon, leidde hij samen met majoor Sucharski de verdediging. Na de Duitse luchtaanval op 2 september, overtuigde Dabrowski zijn meerdere om door te gaan met de verdediging, ondanks de steeds verslechterende situatie. Dat duurde uiteindelijk tot 7 september. Na de oorlog was Dabrowski’s gezondheid flink aangetast door de slechte omstandigheden in gevangenschap. Desondanks nam hij dienst in een bataljon van de marine in Gdansk-Nieuwe Haven, tegenover Westerplatte. Hij was een van de oprichters van de ‘Unie van de Verdedigers van Westerplatte’ en leidde de oprichting van de begraafplaats voor de gevallen verdedigers. Maar de communistische regering vond zijn verleden en sociale afkomst ongepast, en zette hem uit het leger. Dabrowski verviel daardoor in armoede. Pas na de politieke dooi rond 1956 verbeterde zijn situatie en nam hij deel aan de eerste reünies van de verdedigers van Westerplatte. In 1957 publiceerde hij Wspomnienia z obrony Westerplatte (Herinneringen aan de verdediging van Westerplatte), een uitgebreide versie van het boek dat hij meteen na de oorlog had geschreven. In 1962 stierf Franciszek Dabrowski in Krakau en werd met militaire eer begraven op de Rakowicki begraafplaats.