Het stadje Anderson in Indiana was vernoemd naar een pionier met een Zweedse vader en een moeder van Indiaanse afkomst. Het was een onopvallend plaatsje, omgeven door boerenland. Melvin ‘Bud’ Biddle had daar alles wat zijn hart begeerde. Hij haalde zijn schooldiploma, had een leuke tijd met zijn vriendinnetje Leona en werkte bij auto-onderdelenfabrikant Delco Remy, de grootste werkgever van Anderson. De Tweede Wereldoorlog veranderde alles abrupt. Opeens werd Bud verscheept naar Europa en ingezet bij de strijd van het 517e Parachute Infantry Regiment in de Ardennen. Rond Kerst werd zijn eenheid naar Hotton gestuurd, waar ze ingesloten Amerikanen probeerden te ontzetten. Bud had nauwelijks tijd om alle gebeurtenissen te verwerken. Al na enkele minuten zag hij hoe zijn sergeant sneuvelde door een schot in het hoofd. Direct daarna kreeg hij de leiding over de groep. Bud worstelde zich een weg door de sneeuw en tussen de struiken, doodde drie sluipschutters, schakelde vier mitrailleursnesten uit en hielp bij het vernietigen van twee Duitse tanks. Begin 1945 kreeg Bud een granaatscherf in zijn nek , gelukkig miste die net zijn slagader. Hij werd met spoed naar een ziekenhuis in Engeland gebracht. Daar kreeg hij te horen dat hij de ‘Medal of Honor’ zou ontvangen, de hoogste Amerikaanse onderscheiding voor betoonde moed tijdens de strijd. Na de oorlog snelde Bud naar huis om met zijn vriendin Leona te trouwen. “Ik ben geen held,” vertelde hij aan de krant. “Als het leger je naar het front stuurt, denk je alleen aan je verantwoordelijkheid en niet aan je angst.”