Opstandsveteraan Joe Mière, wiens familie tijdens de oorlogsjaren op Midvale Road 25 woonde, herinnerde zich dat hij uit het raam keek om de politiebusjes van Jersey te zien arriveren waaruit slavenarbeiders werden uitgeladen. Deze arme arbeiders waren Sovjetvluchtelingen uit hun werkkampen die waren opgepakt. Ze werden overhandigd aan het OT personeel dat hen "met lange knuppels de keldertrap af schopte en sloeg. Je hoefde niet lang te wachten of er klonk een vreselijk geschreeuw uit nummer 19 terwijl de wrede OT de heroverde mannen en vrouwen in de kelder in elkaar sloegen.'

Mevrouw Maria Brock, die toen in Cleveland Row 9, St Helier woonde, werkte vanaf juni 1942 als tolk voor de OT - een groot deel van haar werk had betrekking op de buitenlandse arbeiders op Jersey. Ze herinnerde zich: 

'Mijn kantoor was op 17 Midvale Road. Ernaast, op nr. 19, op de begane grond, was het kantoor van de O.T. Police. Bijna elke dag werden Russen hierheen gebracht om te worden ondervraagd. Ze waren smerig en zaten onder het ongedierte. Daardoor was het onmogelijk om bij hen in de buurt te komen. Ze werden daar geslagen. Ik weet dit omdat ik ze gezien heb toen ze naar buiten kwamen. Ze waren gekneusd en rood aan het hoofd. De tolk die bij hen was, Alexis Velichowsky, vertelde me dat ze daar met stokken werden geslagen.

Ook in mijn huis, direct tegenover mijn deur, was het kantoor van Prontfuhrer Helmuth Schuster. Hij had de leiding over alle O.T.-kampen. Hij was Hauptsturmführer van de S.A., [nazi-paramilitair] althans, dat is wat hij zelf ondertekende. De meer belangrijke zaken met betrekking tot de Russen werden naar hem gebracht voor ondervraging. Hij sloeg ze met stokken. Ik weet dit omdat ik ze hoorde schreeuwen. Soms werden er Spanjaarden en Fransen naar toe gebracht, maar meestal waren het Russen.'