Slechts enkele dagen na de landing op D-Day, op 11 juni 1944, kregen de First Hussars (2st Canadian Armoured Brigade) en de Queen's Own Rifles of Canada het bevel om een overhaaste aanval in te zetten om grond in te nemen ten zuiden van Cheux, te beginnen met de inname van Le Mesnil-Patry.

Slecht gepland en uitgevoerd onder extreme druk, werd de aanval gelanceerd met bijna geen tijd voor verkenning of coördinatie. Canadese troepen, die blootgesteld reden op Sherman tanks over open graanvelden, liepen snel in een hinderlaag van de goed voorbereide 12de SS Panzer Division. Duitse troepen, die de geallieerde communicatie en radiofrequenties onderschepten, ontketenden een verwoestende tegenaanval. Binnen enkele minuten werden "D" Company van de Queen's Own Rifles en "B" Squadron van de First Hussars aan flarden geschoten door zwaar vijandelijk vuur. In het dorp braken gevechten uit van man tot man, terwijl Panzers bijna alle oprukkende Shermans uitschakelden.

Aan het eind van de dag hadden de Canadezen zware verliezen geleden: de First Hussars verloren 34 tanks, 61 doden en veel tactische leiders van de eenheid; de Queen's Own Rifles verloren 50 mannen en nog veel meer raakten gewond of werden gevangen genomen - sommigen werden later door vijandelijke troepen geëxecuteerd. De actie werd bekend als de "Zwarte Dag" van het regiment.

Hoewel tactisch rampzalig, verstoorde de strijd uiteindelijk een grote Duitse tegenaanval, droeg bij aan de bescherming van de Canadese 7de Infanterie Brigade en maakte toekomstige geallieerde opmars mogelijk. De sector zou weken later volledig veiliggesteld worden tijdens Operatie Epsom.

Op het monument voor de Saint-Julien kerk staan in goud de namen van hen die de ultieme prijs betaalden. Het staat als een herinnering aan de Canadese soldaten die sneuvelden tijdens een van de meest verwoestende gevechten van de Normandische campagne.