Monument

Dombunker

Frankrijk

Markeren

Deel

Route

De Dombunker in Calais werd gebouwd in juli 1940 en beschermde de Duitse spoorwegartillerie met zijn enorme gewelfde structuur. Hij maakte deel uit van de Stp 89 Fulda-stelling, die zware artillerie en verdedigingsinstallaties langs de kust van het Kanaal omvatte. De batterij ligt vlakbij de route de Verdun en de begraafplaats en is zichtbaar vanaf de weg, op het terrein van een autofabrikant.

De Dombunker, gelegen in het noordwesten van Calais, werd in juli 1940 door Duitse troepen gebouwd om spoorwegartillerie te beschermen. De bijnaam 'kathedraalbunker' verwijst naar de vorm van het spitsboogdak, dat doet denken aan de gotische kathedraalarchitectuur. De bunker is 80 meter lang, 12 meter breed en 10 meter hoog, heeft 1,5 meter dikke betonnen muren en 20 cm dikke gepantserde deuren en werd verder aan het oog onttrokken door camouflagenetten.

Dit bouwwerk maakte deel uit van Stp 89 Fulda (voorheen Stp 151 Feige), een versterkte positie met onder andere twee op rails gemonteerde K5 280 mm Krupp-kanonnen. De locatie omvatte ook bunkers voor personeel en munitie, luchtafweergeschut en draaibare vuurplatforms (Vögele) waarmee de spoorwegkanonnen 360 graden konden draaien voor een flexibele doelgerichtheid. Nabijgelegen posities, zoals Fort Nieulay in het westen en de citadel van Calais in het oosten, maakten deel uit van het grotere kustartillerienetwerk. Tegenwoordig zijn alleen de Dombunker, een munitiebunker en een kleine personeelsbunker nog zichtbaar.

De artillerie die door de Dombunker werd beschermd, behoorde toe aan de Eisenbahn-Artillerie-Abteilung 725 (Spoorwegartillerie-bataljon 725), een eenheid die in het kader van het Sofortprogramm was opgericht om de Duitse kustverdediging tegen het Verenigd Koninkrijk te versterken. In juli 1942 beschikte deze eenheid over verschillende batterijen langs de Franse en Belgische kust. In Calais was Batterie E.2/725 uitgerust met twee K5-kanonnen die geschikt waren voor langeafstandsbeschietingen, gericht op de Engelse kust, waaronder Dover.

Onder leiding van achtereenvolgens officieren als Hauptmann Konrad Günther en majoor Anton Pohlmann werkte de eenheid samen met andere batterijen die tussen Duinkerken en Abbeville waren opgesteld. Op 6 juni 1944 waren er nog meerdere spoorwegartillerie-batterijen in de regio Pas-de-Calais om zich te verdedigen tegen mogelijke landingen van de geallieerden. In september 1944, toen de Canadese troepen oprukten, trok Batterie E.710, gestationeerd in de Dombunker, zich terug naar Sluskil in Nederland. Gehinderd door geallieerde luchtaanvallen en niet in staat om zich verder terug te trekken, vernietigde de batterij haar eigen kanonnen en werd ontbonden.

De Dombunker is een van de weinige overgebleven bouwwerken die verband houden met het Duitse spoorwegartillerieprogramma, dat lokaal vaak wordt aangeduid als de schuilplaats van de “Grosse Bertha”.