Verhaal

Para’s rond Grolloo, steun van en voor het verzet

Nederland

Markeren

Deel

Route

De dagen voor de bevrijding van Grolloo op 12 april, landden Franse parachutisten op verschillende plekken in Drenthe, waaronder in het gebied tussen Kamp Westerbork en Grolloo, van Halkenbroeken tot Vredenheim. In dezelfde periode landde daar ook een van de laatste Jedburgh parateams, vrijwilligers die al een volledige militaire opleiding hadden doorlopen en een speciale training tot geüniformeerd militair agent hadden gevolgd. Het was hun taak het gewapende verzet aan te sturen in plaats van eigenhandig gevechtshandelingen te verrichten. De laatste Jedburgh-teams werden in Nederland ingezet. Dit waren de teams met codenamen zoals Dicing. Team Dicing, met de Nederlandse kapiteins Arie Bestebreurtje en Carel Ruijsch van Dugteren.

Vanuit de wachttorens rond Kamp Westerbork werd de omgeving voortdurend in de gaten gehouden. Geen wonder dat er uitgebreid jacht werd gemaakt op zowel de Franse para's als die van het Jedburgh team. Niettemin wisten velen met hulp van de verzetsgroep van Teun Leever een goed heenkomen te vinden. Welwillende bewoners in het gebied boden ook hulp en onderdak als dat nodig was.  

Zo brak Kapitein Bestebreurtje bij de landing een enkel en werd door een lokale boer verzorgd. Ruijsch van Dugteren kon zich vrijwel direct na de landing in verbinding stellen met de verzetsgroepen in Assen en Rolde. Het lukte het verzet om de telegrafist van het Jedburghteam, sergeant Somers, te vinden en in contact te brengen met Ruijsch van Dugteren. Zij zorgden ervoor dat er in de avond van 10 april wapens werden gedropt, gaven instructie, organiseerden gevechtsgroepen en lieten waardevolle meldingen naar Londen doorseinen.   

Hoewel het team door de tegenslagen niet ten volle aan de opdracht kon voldoen leverden Ruijch van Dugteren en Somers hiermee wel een nuttige bijdrage aan de bevrijding van Drenthe.   

De Franse para’s in het gebied waren in het bezit van kaarten, waarop was aangegeven bij welke boerderijen ze wel of niet konden aankloppen om hulp en medewerking. Zo had het verzet hen voorzien van informatie waar NSB-aanhangers woonden.  

Behalve van hun rol in het verzet was in Grolloo van de ter Steege's ook wel bekend dat er bij hen in de boerderij, die middenin het droppingsgebied lag, onderduikers verstopt zaten. De bezetter zal er wel eens gezocht hebben, maar er was thuis een zeer waakzame herdershond, Sperda genaamd, die bij onraad begon te blaffen zodat de onderduikers snel hun schuilplaats opzochten. Veel verraad vanuit Grolloo is er ook niet geweest, want daarmee plaatste men zichzelf buiten de hechte Groller gemeenschap. Het was zoon Bote ter Steege die deel uitmaakte van een verzetsgroep onder leiding van Teun Leever. Deze verzetsgroep heeft actief geholpen bij de landing van de Franse parachutisten en was ook betrokken bij wapendroppings in aanloop naar de bevrijding.  

De parachutisten werden geholpen, maar dat was een gevaarlijke aangelegenheid. In het nabijgelegen Schoonloo werden caféhouder Frederik Klaassens en zijn zoon Jantinus opgepakt, omdat ze hulp zouden hebben geboden. Beiden zijn diezelfde avond nog gefusilleerd te Schoonoord en liggen begraven op het kerkhof te Grolloo.