Nederland
Markeren
Deel
Route
Tijdens de gehele bezetting woedt een felle strijd in het luchtruim boven Friesland. Geallieerde bommenwerpers die op weg zijn naar doelen in Duitsland worden voortdurend belaagd door Duitse (nacht)jagers die opstijgen vanaf de ‘Fliegerhorst Leeuwarden’. Met honderden slachtoffers als gevolg. In de directe nabijheid van deze route door Friesland zijn o.a. toestellen neergekomen in Sonnega, Offingawier, Hieslum, maar ook in het IJsselmeer. Op veel begraafplaatsen zijn witte grafzerken een tastbare en opvallende herinnering aan de luchtoorlog boven Friesland, zoals in Wolvega, Workum en Makkum. Een aanzienlijk aantal bemanningsleden overleeft de crash na beschietingen en wordt door Friese burgers in veiligheid gebracht. Friese verzetsmensen proberen met gevaar voor eigen leven piloten naar Engeland te krijgen. Andere vliegeniers duiken onder bij Friese gezinnen en blijven tot na de bevrijding.
Tijdens de bezetting liggen Friesland, Groningen en Drenthe in de frontlinie van de luchtoorlog. Veel geallieerde vliegroutes naar Duitsland liggen boven deze provincies. Vooral bij bombardementen op Noord-Duitse steden is het een komen en gaan van honderden zware bommenwerpers. In eerste instantie gebeurt dit alleen 's nachts, maar vanaf 1943 ook overdag.
Ter bescherming bouwt de bezetter een geduchte verdedigingsgordel. Steden en belangrijke militaire doelen worden beveiligd door luchtafweergeschut. In Friesland staat luchtafweergeschut op de Waddeneilanden, de kuststrook van Het Bildt, in Harlingen, Lemmer, Franeker en Gaasterland en in de omgeving van het vliegveld Leeuwarden.
Duitse observatieposten geven de Flieger Abwehr Kanone (Flak) aanwijzingen om de geallieerde vliegtuigen uit de lucht te halen. Radarpeilstations kunnen vijandelijke vliegtuigen al signaleren op een afstand van 120 tot 150 kilometer. De Duitse radarstellingen in Friesland zijn 'Schlei' (Zeelt) op Schiermonnikoog, 'Tiger' (Tijger) op Terschelling en 'Eisbär' (IJsbeer) bij Sondel in Gaasterland.
Flak alléén blijkt echter niet voldoende om de geallieerde bommenwerpers te onderscheppen. In de eerste twee jaar van de oorlog worden op acht Nederlandse vliegvelden, waaronder Leeuwarden, nachtjager-eenheden gestationeerd. Hiervandaan schieten Duitse piloten honderden geallieerde vliegtuigen neer. De meeste komen terecht in Friesland, Groningen, Noord-Drenthe, in het IJsselmeer en in het Waddengebied.
De luchtoorlog maakt veel slachtoffers. In Friesland storten tijdens de oorlogsjaren naar schatting zo’n 450 geallieerde toestellen en zo’n 150 Duitse jagers neer. Op deze plek, in de weilanden bij Offingawier, stort op 11 december 1943 een Amerikaanse bommenwerper van het type B-17, bijgenaamd ‘Flying Fortress’ neer. Al boven de provincie Groningen zet een aantal Duitse jagers de aanval in en mede daardoor raakt de machine dusdanig beschadigd, dat meerdere bemanningsleden besluiten de aangeschoten B-17 te verlaten. Zij komen behouden aan de grond. Zijluikschutters Howard G. Hall en buikkoepelschutter Wilfred M. Husband, die tijdens de onophoudelijke aanvallen gedood worden, worden in de wrakstukken aangetroffen.
Omgekomen geallieerde bemanningsleden worden meestal op de dichtstbijzijnde begraafplaats begraven. Duitse slachtoffers worden naar de Noorderbegraafplaats in Leeuwarden gebracht. Overlevende geallieerde vliegers komen in krijgsgevangenschap of duiken onder met behulp van het verzet. Talloze vliegers worden tot op de dag van vandaag vermist. Sommigen van hen zijn als onbekenden begraven.
Na de oorlog zijn de Amerikaanse slachtoffers herbegraven op de American Military Cemetery in Margraten. De omgekomen Duitsers zijn na de bevrijding bijgezet op de Duitse oorlogsbegraafplaats in Ysselsteyn bij Venray. Britten, Nieuw-Zeelanders, Australiërs, Zuid-Afrikanen en Canadezen rusten tot op de dag van vandaag, samen met Polen en Tsjechen op zevenenvijftig verschillende begraafplaatsen in de provincie. Van 511 is de naam bekend; de anderen hebben een naamloos graf.
Kijk voor meer informatie op www.luchtoorlogfriesland.nl