Nederland
Markeren
Deel
Route
Kapitein George Blackburn, verkenner van de artillerie, beschrijft later de aanval op de Parkweg en het Hoofdstation. En over het merkwaardigste kopje koffie dat de bevrijders ooit kregen aangeboden.
‘Langs deze straat staan huizenblokken, waarin portieken met trappen naar boven. Deze portieken geven goede dekking tegen lichte wapens. Vanuit een van deze trapruimten zien we de soldaten af en toe boven de walkant uitkomen, ze sluipen in de richting van de spoorbaan. Opeens gaat er een deur achter ons open en een vriendelijk lachende jongeman presenteert ons dampende koffie in schitterend mooie porseleinen kopjes, met schoteltjes eronder.
Ondanks het feit dat we tien minuten daarvoor waren gewaarschuwd dat we geen dranken of voedsel mochten aannemen, omdat Nederlandse SS’ers verkleed als burgers enkele soldaten in de eerste groep die ’s morgens over het kanaal waren gekomen, hadden vergiftigd, word je toch onzeker. De onschuldige blik van de jongen en de heerlijke geur van de koffie zijn echter onweerstaanbaar. We hebben sinds gisteren ook niets anders gehad dan onverdunde rum.’ Kortom, de koffie is meer dan welkom. Maar een andere officier krijgt het in de gaten.
Blackburn beschrijft tot in detail zijn reactie. ‘Kijk daar eens even, schande, koffie voor de ‘bloody’ artillerie, ze krijgen altijd het beste van alles, moet je nou eens zien! De jonge Nederlander kijkt verschrikt op en vraagt wat of er aan de hand is en wat de soldaten aan de overkant van de straat willen. Terwijl je een overdreven toast brengt in de richting van de honende soldaten, zo met het pinkje omhoog, zeg je schertsenderwijs droogweg: ze hebben zeker ook trek in een bakkie. Tot je grote verbazing rent de jongen het huis in en komt weer terug met twee andere kopjes koffie-compleet, vliegt daarop de straat over naar de wallekant en geeft ook de twee voorste soldaten hun zeer begeerde koffie en terwijl de kogels van de Duitsers rondvliegen, wacht hij heel rustig op een knie steunend, zoals een verzorger bij een voetbalwedstrijd, totdat de soldaten de kopjes leeg hebben. (…)’