Nederland
Markeren
Deel
Route
Een grote, open vrachtwagen rijdt op zondag 15 april rond 13.30 uur richting de Oude Kijk in ’t Jatstraat. Het Duitse legervoertuig is volgeladen met munitie. Twee soldaten stappen uit en lopen weg.
De Duitsers gebruiken de vrachtwagen om de opmars van het South Saskatchewan Regiment door de Stoeldraaiersstraat tot stilstand te brengen. Ze gokken erop dat de Canadezen de vrachtwagen onder vuur nemen. Om 14:00 uur wordt de vrachtwagen beschoten, een enorme explosie is het gevolg. 29 winkels worden verwoest en de Stoeldraaiersstraat ligt vol puin.
Het echtpaar Jan en Anny Schrader, dat chocolaterie Postma op de hoek van het Akerkhof en de Akerkstraat bezit, maakt zich grote zorgen. Jan legt zijn een maand oude zoon Koert in een chocoladekistje dat bij gebrek aan wiegjes als bedje wordt gebruikt. Hij schrijft: ‘Het schieten en de ontploffingen werden steeds heviger en er braken grote branden in de binnenstad uit. Wij hadden een afspraak met buurman Horn (sigarenmagazijn aan de Akerkstraat) om in hun kelder te schuilen, toch konden we niet de straat over en bleven in de kluiskast. Koert in een Ringerskistje. Een stalen onderstel van een ledikant mede voor de kastdeur ter bescherming. Voor velen werd het een hel, ruiten sneuvelden bij honderden en honderden, vele branden stichtten groot onheil, granaattreffers richtten grootte ravage aan, evenals de ontploffingen toen meerdere bruggen in de lucht gingen en vele schepen tot zinken werden gebracht. De branden kwamen dichter bij ons en naderden het ogenblik, waarop wij voorbereidingen moesten treffen. Even op straat loerende bleek me, dat de kerk (A-kerk) reeds vol Canadezen zat, waarvan we niets hadden bemerkt!
Benauwd hebben we ’t gehad toen vijftig moffen zwaarbewapend in de A-Kerkstraat kwamen en bij ons en de buren aanbelden. Bij ieder kwamen er een stuk of drie in huis, toch zonder een schot te lossen verdween het stel na een poos het A-kerkhof op en zo verder op het bevel: ‘Eine Straße weiter nach Osten!’ hetgeen de Stoeldraaierstraat was. Toen nu dus een tocht naar de schuilkelder van ons kantoor overging, zijn we, terwijl er nog geschoten werd, met Koert in de wagen naar een garage tegenover de kerk gegaan en begon moeder (oma van Koert) intussen in te pakken. Dat moest wel, want de hele Stoeldraaierstraat was een vuurzee geworden, doordat een munitiewagen in brand kwam. Enkele huizen van ons blok brandden ook reeds, weldra gevolgd door meerdere panden tot aan de Kromme Elleboog toe. Ik scharrelde een karretje op en begon evenals de buren alles uit huis te halen, ook naar de garage. Moeder stopte de kisten vol. Gelukkig kwam de brand langzaam op gang toen de druk op de waterleiding toenam waardoor het blussen beter werd. Ook materiaal hulp van andere gemeenten deed natuurlijk gunstige invloed gelden.’